De sociale basis versterken en investeren in de toekomst
Dinsdag 17 september 2024Het net verschenen rapport dat Movisie en het Verwey-Jonker Instituut opstelden in opdracht van het ministerie van VWS over de sociale basis geeft o.a. een beeld van de veranderingen door de jaren heen rond de bereikbaarheid van voorzieningen, zoals huisartsen, basisscholen, bibliotheken, middelbare scholen en vrijetijdsvoorzieningen. Sinds 2008 is voor de gemiddelde buurt de fysieke afstand tot de basisvoorzieningen toegenomen.
Verder zijn bepaalde buurtkenmerken ook verbonden met de afstand die bewoners in de buurt hebben tot de voorzieningen. In buurten met een hoger gemiddeld inkomen, een hogere bevolkingsdichtheid, minder 45- tot 64-jarigen en een hoger percentage huurcorporatiewoningen, heeft men een kleinere fysieke afstand tot de voorzieningen. De bibliotheek wordt genoemd als een schrijnend voorbeeld hiervan. Mensen in buurten met een lager gemiddeld inkomen hebben een grotere afstand tot de bibliotheek. Wat opvallend is ‘gezien het om een openbare voorziening gaat die belangrijk is voor ontplooiings- en ontmoetingskansen voor lagere inkomensgroepen’, aldus Movisie en Verwey-Jonker.
Bibliotheken worden in het rapport ook genoemd in het kader van:
- de gemeenschappelijke sociale basis: Inwoners maken deel uit van gemeenschappen, in allerlei vormen. Inwoners zijn lid van formele netwerken (zoals verenigingen) en nemen deel aan informele verbanden zonder formele status (denk aan een wandelclubje). Inwoners zetten zich zowel incidenteel als structureel vrijwillig in (zowel via georganiseerd vrijwilligerswerk als in onderling verband). Dit doen zij op diverse plekken zoals in het buurthuis, op de sportclub, in de speeltuin, op een openbaar plein, in de buurttuin, het park, de bibliotheek, maar ook online;
- de institutionele sociale basis: Inwoners maken gebruik van accommodaties (bijvoorbeeld buurthuizen, bibliotheken, verenigingsgebouwen en gezondheidscentra) om samen te komen. De institutionele sociale basis bestaat verder uit collectieve voorzieningen, vrijwilligerssteunpunten, mantelzorgondersteuning, landelijke vrijwilligersorganisaties, et cetera en betaalde krachten: sociaal werkers (maatschappelijk werkers, (sport)opbouwwerkers, jongerenwerkers), onderwijzers, woonconsulenten van woningcorporaties, wijkverpleegkundigen, wijkagenten, et cetera;
- de aanpak geldzorgen, armoede en schulden: Signalering van dreigende of beginnende geldzorgen, het gesprek hierover aangaan en ondersteuning bieden of doorverwijzen naar de juiste hulp moet dicht om mensen heen gebeuren, waar vertrouwensrelaties liggen en op plekken waar mensen toch al komen: onder meer werkgevers, scholen, sportverenigingen, huisartsen, bibliotheken, buurthuizen, gebedshuizen, geboortezorg en ervaringswerkers, vrijwilligers en andere sleutelfiguren spelen hierin een onmisbare rol. Preventie van geldzorgen kan veel maatschappelijk en financieel leed voorkomen.