Anne van den Dool
Anne van den Dool is onder andere onderzoeksredacteur bij de KB. Voor meer informatie ga naar annevandendool.nl.
Dit interview is onderdeel van de serie ‘Vooruitblikkende bibliotheken tijdens de coronacrisis’. Anne van den Dool (onderzoeksredacteur bij de KB) bevraagt hiervoor directeuren in bibliotheekland naar specifieke thema’s die spelen bij de maatregelen rondom het coronavirus. Steeds meer bibliotheken stellen vestigingen gedeeltelijk weer open.
Velen zullen in deze tijd even aan de LocHal hebben gedacht, een van de vijftien vestigingen van de Bibliotheek Midden-Brabant: dat prestigieuze gebouw dat vorig jaar werd geopend, en dat inmiddels al tal van architectuurprijzen ontving. Niet alleen voor Tilburgers, maar ook voor Nederlanders werd het een bijzondere plek: wie een dagje naar Tilburg ging, nam zeker even een kijkje in het gloednieuwe bibliotheekpand, gelegen in het spoorgebied naast het station en geënt op de treingeschiedenis van de stad.
In het pand worden tal van functies uitgeoefend, die dankzij de combinatie van grote ruimtes en kleinere zaaltjes gemakkelijk met elkaar konden worden gecombineerd. ‘De toekomst van de bibliotheek’ noemde IFLA-president Christine Mackenzie de LocHal: een vestiging die veel meer functies uitoefent dan alleen die uitleenfunctie. De LocHal staat midden in de maatschappij.
Op 12 maart veranderde alles. De LocHal sloot noodgedwongen de deuren. ‘We hebben een jaar lang kunnen genieten van ons succes,’ vertelt directeur Peter Kok. ‘We waren de plek waar iedere Tilburger graag kwam, die men zag als de nieuwe huiskamer van de stad. Het was een bijna surrealistisch moment. Plots werden we met beide benen op de grond gezet.’
In gedachten verdeelt Kok deze periode in vier fasen, die iedere bibliotheekorganisatie momenteel doorloopt. ‘Allereerst was dat het moment van sluiting, ergens tussen de twaalfde en de zestiende. Hoe doe je dat? Hoe laat je het gebouw achter? Wie mogen nog wel naar binnen en wie niet? Zaken waarover nog niemand van ons had nagedacht, en die opeens werkelijkheid werden.’
Toen kwam stap twee: de ontwikkeling van alternatieve dienstverlening. Kok: ‘Ook op dat moment moesten we voor het eerst verkennen wat in die specifieke situatie wel en niet mogelijk was. We konden ons op geen enkele manier op deze situatie voorbereiden.’
Op het moment dat premier Rutte het land aanspoorde na te denken over de te zetten stappen rondom heropening, ontstonden vervolgens de eerste ideeën voor de anderhalvemeterbieb. ‘Net als velen van ons was ik verbaasd toen we op 7 mei de boodschap kregen dat we op 11 mei open mochten,’ vertelt Kok. ‘Negen van onze vestigingen zijn inderdaad op dat moment open gegaan, bij andere waren we nog druk bezig met het maken van afspraken met samenwerkingspartners die in hetzelfde gebouw gehuisvest zijn.’
En dan komt nu stap vier: het ‘nieuwe normaal’, zoals we het allemaal inmiddels gewend zijn te noemen. Een normaal waaraan Kok met man en macht probeert te wennen. ‘Het was een klap dat we plotseling weer moesten terugvallen op alleen die traditionele functie van de uitleenbibliotheek. Plotseling werden we weer een winkel, waarin iemand naar binnen gaat een product kiest, het oppakt, afrekent en mee naar buiten neemt. In plaats van de bibliotheek als een plek van creatie werden we opeens weer een plek van consumptie. Zelfs onze toiletten, die normaal gesproken voor iedereen gratis toegankelijk zijn, moesten we gesloten houden. Dat is een functie die, hoe vreemd dat ook mag klinken, er in heel veel gevallen voor zorgt dat bezoekers ons pand ontdekken. Voor ons nieuwe aanbod, dat we de afgelopen jaren hebben ontwikkeld moesten we een andere invulling zoeken.
Hoe breder de dienstverlening van de bibliotheekvestigingen, hoe meer raakvlakken met andere organisaties en sectoren, zag Kok. ‘Daardoor hebben we niet alleen het bibliotheekprotocol erbij gepakt, maar ook dat van de horeca en de theaters. Sommige van die sectoren moesten langer dicht blijven dan wij of hadden strengere regelgeving. Net als veel andere instellingen zijn we geschrokken van het aantal mensen dat we volgens de anderhalvemeterregels kwijt kunnen. Een halvering van het aantal werkplekken betekent dat je een belangrijk deel van je bezoekers moet teleurstellen.’
Toch prijst Kok zichzelf gelukkig met de grote LocHal, met het ruime trappenlandschap dat hij tot zijn beschikking heeft, en waar een groot deel van de programmering volgens de anderhalvemeterregels zal kunnen blijven plaatsvinden. ‘Tegelijkertijd zorgt dit pand voor een complexe routing, die we in kleinere vestigingen niet hebben hoeven aanleggen. We zijn nu bijvoorbeeld aan het nadenken over de herinrichting van onze podiumfunctie. Het liefst zouden we een groot deel van onze programmering streamen. Zo laten we het aan de bezoeker of die zijn huis uit wil om ons te bezoeken of de activiteit liever online wil volgen.’
Zo’n vorm van blended programmering is voor de LocHal niet nieuw. ‘Al jaren geleden bedachten wij de KennisCloud,’ vertelt Kok. ‘Mensen gaan offline met elkaar in gesprek en vinden online meer verdieping en de koppeling met de collectie. In die vorm bereik je een veel grotere doelgroep. Daarbij mogen we wat mij betreft de handen als branche wat meer ineenslaan en als bibliotheeksector een platform bieden aan Nederland. We moeten ons profileren als de plek van kennis en verhalen, waarin zowel lokale als landelijke vraagstukken aan bod komen, bijvoorbeeld rondom basisvaardigheden en digitaal burgerschap. Zelfs bij voorleeskwartiertjes en leesclubs kunnen we onze krachten bundelen.’
Kok merkt dat organisaties met wie ze voorheen incidenteel samenwerkten nu plotseling vaste partners worden. ‘Neem bijvoorbeeld de lokale omroepen: zij willen ons dolgraag ondersteunen bij het uitzenden van debatten en andere programma’s, die vervolgens door hen worden uitgezonden. Zo combineren we onze inhoudelijke met hun vaktechnische kennis. Er zijn gesprekken met Omroep Tilburg om samen een medialab in de LocHal te huisvesten, om zo de inwoners van Tilburg meer te betrekken bij de totstandkoming van debatten over lokale en maatschappelijke vraagstukken en de berichtgeving daarover.’
Ook de samenwerking met scholen krijgt in deze tijd een nieuwe vorm. ‘Scholen willen heel graag naar de LocHal komen,’ vertelt Kok. ‘Tegelijkertijd zien ze de beperkingen en realiseren ze zich dat digitaal lezen voor de lijst de oplossing is. Veel jongeren hebben al wel een abonnement, maar hebben geen idee hoe ze e-books moeten lenen. Voor hen hebben we een digitaal spreekuur voor technische en inhoudelijke tips ingericht. Dat houden we er misschien wel in, net als onze bezorgdienst voor ouderen. Dit zijn echt toevoegingen aan onze bestaande dienstverlening.’
De toekomst is nog onzeker, ziet ook Kok. ‘We weten geen van allen hoelang deze aangepaste situatie aanhoudt en of de LocHal ooit weer zo zal bruisen als een jaar geleden. Het aantal bezoekers daalt in ieder geval voor een langere periode. Net als in de supermarkt en in de winkelstraat gaan mensen nu veel gerichter en veel minder frequent op stap: ze komen alleen als ze iets nodig hebben. We moeten ons succes nu aan andere zaken gaan afmeten, zoals het aantal kijkers naar onze online programmering. We moeten ons maatschappelijk de komende tijd op andere manieren laten zien. Misschien neemt door deze tijd de behoefte aan programma’s rondom digitaal burgerschap wel een enorme vlucht en krijgt die functie van de bibliotheek een impuls.’
De coronacrisis heeft ook invloed op meer basale zaken. ‘We heffen dit jaar waarschijnlijk zo’n zes maanden lang geen boetes, terwijl dat ons normaal gesproken op jaarbasis zo’n twee ton oplevert. Ook hebben we in veel multifunctionele vestigingen kortere openingstijden, rekening houdend met de openingsuren van partners. We hebben geen zelfservice-uren meer, terwijl we geen geld hebben voor meer personeel. Dat waren juist onze krachtige punten: het feit dat we een van de langst geopende bibliotheken van Nederland waren waar je ook jezelf kon bedienen.’
Kok ziet dat medewerkers voorlopig vooral bezig zijn aan bezoekers uit te leggen hoe de dienstverlening van de bibliotheek momenteel werkt. ‘Ze houden misschien twintig procent van hun tijd over voor vakinhoudelijke taken. Met name daklozen en buitenlanders begrijpen niet goed wat ze wel en niet mogen. Hun vragen maken duidelijk wat zij allemaal bij ons hopen te kunnen halen, en hoe groot de terugval in feite is. De komende tijd doen we hard ons best de bezoeker te laten terugvinden wat hij of zij bij ons graag zoekt.’
Reacties