Anne van den Dool
Anne van den Dool is onder andere onderzoeksredacteur bij de KB. Voor meer informatie ga naar annevandendool.nl.
Dit interview is onderdeel van de serie ‘Vooruitblikkende bibliotheken tijdens de coronacrisis’. Anne van den Dool (onderzoeksredacteur bij de KB) bevraagt hiervoor directeuren in bibliotheekland naar specifieke thema’s die spelen bij de maatregelen rondom het coronavirus. Steeds meer bibliotheken stellen vestigingen gedeeltelijk weer open.
Er moet Astrid Vrolijk, directeur van Stadkamer Zwolle, iets van het hart. Ze is blij met deze interviewserie, waarin collega’s zich uitspreken over de praktische uitdagingen waarvoor ze zichzelf gesteld zien. Maar tegelijkertijd voelt zij de behoefte verder te kijken dan deze operationele zaken en na te denken over de vraag wat deze crisis betekent voor de identiteit en toekomst van de bibliotheek.
Natuurlijk is de inkoop van hesjes en handschoenen belangrijk, geeft Vrolijk direct toe. Ook zij had bepaalde praktische problemen te trotseren. ‘Hoe maak je bezoekers bijvoorbeeld al voordat ze de bibliotheek betreden duidelijk dat ze anderhalve meter afstand moeten houden? Daarvoor nodigden we een kunstenaar uit, die met graffiti een tekening bij ons voorportaal maakte die bezoekers op die afstandsnorm attendeerde.’
Toch wil Vrolijk het vooral graag hebben over de nieuwe werkelijkheid waarmee we als maatschappij en ook als bibliotheek momenteel te maken krijgen. ‘Hoe kunnen we onze brede functie als maatschappelijk-educatieve bibliotheek op dit moment vervullen – een functie waarvoor we de afgelopen jaren zo hard hebben geknokt? Dat is voor mij nu de meest prangende vraag,’ legt Vrolijk uit. ‘Een voorbeeld: we kunnen met de huidige anderhalvemeter-opzet in onze grote zaal, waar we normaal gesproken onze lezingen en debatten houden, nog maar 23 stoelen kwijt. Grote programma’s organiseren gaat daardoor de komende tijd even niet. Dat is een flinke hap uit ons programma. Wat betekent dat voor ons als plek waar men met elkaar kan luisteren, leren en in discussie kan gaan?’
In Zwolle werken ze sinds een aantal jaar veel met zelforganiserende teams. ‘Maar de mogelijkheid zelf zaken te organiseren verandert door een regering die ons van bovenaf van alles voorschrijft,’ aldus Vrolijk. ‘Wij hebben er bij de heropening voor gekozen ons in eerste instantie te richten op het uitlenen van materialen. Daarnaast zijn we meteen aan de slag gegaan om het Taalpunt te heropenen en de Taalmaatjes weer met elkaar in gesprek te laten gaan.’
Vrolijk maakt zich zorgen over de toenemende tweedeling in de maatschappij die deze crisis zal veroorzaken. ‘Basisvaardigheden, en met name digitale vaardigheden, zijn door de coronamaatregelen nog belangrijker geworden. Daarin zien we onszelf voor enorme praktische vraagstukken geplaatst. Hoe geef je in een anderhalvemetersamenleving bijvoorbeeld een cursus Klik & Tik? De oudere doelgroep die vaak op dergelijk aanbod afkomt, is momenteel de kwetsbaarste van de samenleving. Tegelijkertijd is dit daarmee ook direct de groep die al die digitale vaardigheden het hardst nodig heeft.’
De rol van de bibliotheek als third place komt in deze tijd sterk onder druk te staan, ziet Vrolijk. ‘Hoe kunnen wij iedereen in onze vestigingen toelaten als we nog maar een kwart van de capaciteit hebben van voorheen? Ook dit is een identiteitsvraagstuk, dat ik niet gemakkelijk beantwoord zie.’
Voor Vrolijk is het belangrijk dat niet alleen gelijkgestemden over die vragen discussiëren. Daarom zijn ze bij Stadkamer druk bezig om een ‘dialoogtafel’ te vullen met mensen die op uitnodiging vanuit hun visie met elkaar in gesprek gaan. ‘Bij de samenstelling plaatsen we bewust verschillende perspectieven bij elkaar,’ vertelt Vrolijk. ‘Zo komen wellicht ook de twee stromingen bij elkaar die de afgelopen maanden in bibliotheekland ontstonden. De ene helft van de sector zei: we moeten mensen niet verleiden de deur uit te gaan. De andere helft beweerde dat we op dit moment ons juist moesten inspannen om binnen de beperkingen toch een zo groot mogelijke maatschappelijke waarde te bieden. Ik vind het interessant welk ethisch dilemma achter die tweedeling verborgen zit.’
Vrolijk vindt het verstandig dat landelijk voorrang gegeven is aan de boekenuitleenfunctie van de bibliotheek. Toch kijkt ze ook vooruit naar de mogelijkheden in de nabije toekomst. ‘Waar leggen we straks de prioriteit? Het liefst willen we natuurlijk én boeken uitlenen én activiteiten ontplooien én onze verblijfsfunctie vervullen. Ik denk dat het belangrijk is het antwoord op die vraag te laten afhangen van de locatie van de vestiging en de vragen die in de omgeving leven. Nu maakt de bibliotheek vaak de keuze waarin de eerste stappen gezet worden, terwijl we er zijn om het publiek te bedienen.’
Ook is het antwoord op die vraag voor Vrolijk afhankelijk van het aanbod van andere partijen in de omgeving. ‘Voor ons heeft het heropstarten van de culturele functie die wij normaal gesproken vervullen bijvoorbeeld minder prioriteit dan ons aanbod rondom basisvaardigheden. Wij hebben andere instanties in de omgeving die dit kunnen oppakken. Iedere organisatie moet nu doen waarin zij het beste is. Mijn advies is: stop je energie in datgene dat jou als aanbieder uniek maakt.’
Daarom zet de Zwolse bibliotheek vanaf 1 juni voornamelijk in op het aanbod voor kinderen en basisvaardigheden. ‘We vinden het heel belangrijk dat kinderen in de zomervakantie blijven doorlezen. Als ze dat niet doen, ontstaan enorme achterstanden. We zetten ons er met man en macht voor in om dat te voorkomen.’
Nog een advies: probeer niet los van elkaar het wiel opnieuw uit te vinden, maar leen van elkaars aanbod. Vrolijk: ‘De digitale stroomversnelling waarin we zijn geraakt, maakt het veel gemakkelijker om elkaars producten te delen. Een Centrum voor de Kunsten in Noord-Holland deelt bijvoorbeeld elke dag een video met een creatieve activiteit voor kinderen. Zo’n filmpje moeten wij vervolgens niet ook nog eens zelf willen maken; daar verwijzen we gewoon naar door.’
Bibliotheken moeten hun mogelijkheden tot vernieuwing niet alleen binnen maar vooral ook buiten de kaders zoeken, aldus Vrolijk. ‘We moeten op zoek gaan naar hybride vormen van dienstverlening: combinaties van fysiek en online. Ook waren wij voor de coronacrisis al bezig met een verbreding van ons programma rondom basisvaardigheden. Veel mensen denken daarbij aan de bestrijding van laaggeletterdheid (leestaal), en af en toe aan het verwerven van digitale vaardigheden (digitaal). Wij zien het breder: we gaan aan de slag met techniektaal. De wereld om ons heen vraagt ons ons te verhouden tot allerlei apparaten: 3D-printers, zorgmachines, slimme meters, drones – noem het maar op. Dat vraagt om een passende programmering, waarvoor wij de samenwerking opzoeken met technische bedrijven. Techniek is de basisvaardigheid van de toekomst. Als je niet meegaat in deze stroom van ontwikkelingen, sta je straks met lege handen, zoals je in deze tijd ook onthand bent als je niet kunt lezen of niet weet hoe je met een computer moet omgaan.’
Om zulk nieuw aanbod te ontwikkelen gaat Stadkamer graag samenwerkingen aan met kunstenaars en kunstorganisaties in de omgeving. ‘We nodigen hen uit om mee te denken. Zij verbreden onze blik. Dat is in deze tijd, waarin we aangewezen zijn op onze eigen kaders, een extra zinvolle toevoeging. Om die reden zetten we in onze eigen organisatie nu ook mensen uit verschillende teams bij elkaar: dat wakkert dezelfde creativiteit aan.’
Verandering is een constante geworden, vat Vrolijk deze tijd krachtig samen. ‘We kunnen niet al te ver vooruitkijken. Voor ons is dat niet zo erg: anders dan theaters programmeren wij nooit ver in de toekomst. Dat is ook onze kracht: we kunnen daardoor inspelen op de actualiteit. Die kwaliteit moeten we nu extra benutten.’
Het is die toekomst waarover Vrolijk bibliotheekcollega’s in het hele land wil uitnodigen na te denken. ‘We zijn samen zoekende. Laten we ons niet te veel samen opsluiten, maar ook de hulp van kunstenaars, wetenschappers en bibliotheekbezoekers inroepen. Als branche zijn we zo sterk als de zwakste schakel.’
Reacties