Anne van den Dool
Anne van den Dool is onder andere onderzoeksredacteur bij de KB. Voor meer informatie ga naar annevandendool.nl.
Hoe voeren bibliotheken hun taken uit in het gebied waarin en waarvoor zij werkzaam zijn? Bij welke kernfuncties liggen hun kansen en hun uitdagingen? En hoe zouden we het bibliotheekveld nog beter kunnen inrichten om die functies optimaal te vervullen? In deze serie interviews nodigt Anne van den Dool (KB) bibliotheekdirecteuren uit met een frisse blik te kijken naar de sector en haar taken.
Twee kersverse directeuren verschijnen vlak na elkaar in de Teams-meeting. Op verzoek van Annerie Brenninkmeijer, sinds 1 juni directeur van De Nieuwe Bibliotheek in Almere, vindt het gesprek niet alleen met haar, maar ook met een collega-directeur plaats. ‘Zo kan ik mijn mededirecteuren beter leren kennen en leren van hun ervaringen,’ licht ze toe.
Ze hangt aan de lijn met Jacqueline Roelofs, sinds twee weken directeur van de Graafschap Bibliotheken. Daarvoor werkte Roelofs vijf jaar bij Biblionet Groningen als directeur Markt en Innovatie, waar ze verantwoordelijk was voor de transitie van de klassieke bibliotheek naar de maatschappelijke en educatieve bibliotheek voor de elf gemeenten waarvoor Biblionet Groningen werkt. Daarvoor was ze onder andere directeur HR bij Rijnbrink.
Al met al een boel bibliotheekervaring, waar Brenninkmeijer graag van leert. Op haar beurt heeft de nieuwe directeur van de Almeerse bibliotheek al vijf jaar ervaring bij de Bibliotheek Rotterdam als unitmanager Bibliotheken, naast twintig jaar marketingervaring.
Twee nieuwe directeuren, dus, met een schat aan ervaring. Ze weten elkaar te vinden, ondanks hun verschillende werkgebieden: waar Brenninkmeijer waakt over een bibliotheekorganisatie die geheel in één stad gehuisvest is, zijn de vier vestigingen en vijf buurtbibliotheken van de Graafschap verspreid over de Achterhoek.
Bovendien heeft Brenninkmeijer er een extra taak bij: De Nieuwe Bibliotheek en Flevomeer vervullen samen tevens de rol van POI. Met die dubbelrol heeft Roelofs ervaring vanuit haar functie bij Biblionet Groningen, een organisatie die dezelfde dubbele positie bekleedt.
Almere is ook in bibliotheekopzicht een jonge stad, weet Brenninkmeijer te vertellen. ‘De stad is pas veertig jaar oud, en is in razend tempo uitgegroeid tot de grootte die ze nu heeft. Van oorsprong trok men naar Almere om groener en goedkoper te wonen, maar wel in een vingerknip in Amsterdam of Utrecht te zijn. Het is, kortom, een echte forenzenstad, waar van oudsher weinig te beleven is.’
Daarom is het verzoek vanuit de gemeente om de basisvoorzieningen in de wijken uit te breiden, en van de vestigingen heuse cultuurhuizen te maken. Brenninkmeijer: ‘Wat in historische steden in een paar eeuwen is ontstaan, moet hier nog worden gebouwd – zowel op materieel als immaterieel vlak. Denk bijvoorbeeld aan het democratische participatieproces waarbij burgers met elkaar en de gemeente structureel in gesprek gaan over maatschappelijke thema’s van de stad, gefaciliteerd door de bibliotheek. Oudere steden kennen zulke initiatieven vaak al in vele vormen.’
Waar Brenninkmeijer zelf volop bouwt aan het inhalen van de geschiedenis, krijgt Roelofs die in haar werkgebied aangereikt. ‘Onze vestiging in het prachtige Hanzestadje Zutphen zit in een prachtige kerk, die we heel modern hebben ingericht. Andere vestigingen, zoals Lochem, Warnsveld en Gorssel, zijn juist gelokaliseerd in echte plattelandsdorpen. In Zutphen hebben we veel te maken met kleinstedelijke problematiek, zoals laaggeletterdheid en een gebrek aan digitale vaardigheden onder ouderen. Daarnaast is Zutphen de bakermat van de antroposofie, dus van nature is men hier heel geïnteresseerd in kunst en cultuur. Het is een klein stadje, met een grote onderlinge verscheidenheid.’
Beide nieuwe directeuren zijn blij met de erfenissen die hun voorgangers hebben achtergelaten. Roelofs: ‘Gerard Huis in ’t Veld heeft de Taalhuizen in dit gebied op de kaart gezet. De bibliotheek vormt de spil in het netwerk van organisaties dat zich rond die Taalhuizen gevormd heeft. Daar is ook in geïnvesteerd: er is tijd en ruimte vrijgemaakt om zelf coördinatoren en docenten in dienst te nemen.’
Die centrale rol wil Roelofs vasthouden. ‘Nu wordt het tijd om iedereen echt bondgenoot te maken van de problematiek, zodat de bibliotheek minder de trekker van het geheel hoeft te zijn. Community-vorming, dat is wat ik wil.’
Ook op het jeugdvlak valt nog het een en ander te winnen – een doel dat Brenninkmeijer herkent. ‘We werken veel samen met creatieve culturele partners om het aanbod voor jeugd een zo verrassend mogelijk vorm te geven,’ aldus de Almeerse directeur. ‘Er is meer nodig dan alleen de Bibliotheek op school om kinderen te laten beseffen dat lezen leuk is. Ook willen we hen graag meer verleiden om 21e-eeuwse vaardigheden in de bibliotheek op te doen. Die focus past een jonge stad als Almere heel goed.’
Bij een passend aanbod voor de jeugd horen ook de juiste communicatiemiddelen. ‘Jongeren bereik je niet met mails of door te bellen,’ weet Roelofs. ‘We willen jongeren zelf een stem geven. Ik kijk bijvoorbeeld vol bewondering naar het Forum in Groningen: daar maakt een club jongeren zelf een programmering. Ook ik zou graag willen zeggen: hier heb je de sleutel, kom maar binnen. Dat geldt niet alleen voor jongeren: ook ouderen kun je op die manier een platform geven.’
Op dit moment ziet Roelofs echter hoe jongeren na hun achttiende hun bibliotheekabonnement opzeggen, omdat het lidmaatschap vanaf dat moment geld kost. ‘Het liefst zou ik de bibliotheekpas loskoppelen van het aantal boeken dat je leent. In de bibliotheek valt zoveel meer te halen.’
Ook Brenninkmeijer ziet mogelijkheden in de jongerendoelgroep. ‘De hogeschool van Windesheim zit bij ons in de centrale bibliotheek. Hybride onderwijsvormen zijn enorm in: ze zijn op zoek naar een combinatie van theorie en praktijk. De leerschool in de praktijk kan de bibliotheek bieden. Denk bijvoorbeeld aan de pabo: bij die opleiding is een groot tekort aan studenten in Almere. Eenmaal afgestudeerd gaan ze bovendien vaak elders werken. Daardoor is in Almere een groot lerarentekort. We willen hen binden door de pabo-studenten de kans te geven om programmering voor de jeugd te ontwikkelen en uit te voeren. Ook het mbo staat te popelen om met ons om de tafel te gaan zitten. Bij zo’n samenwerking snijdt het mes aan twee kanten: zowel de bibliotheek als de onderwijsinstelling plukt er de vruchten van.’
Over de relatie van de bibliotheek met de gemeente zijn beide dames eveneens positief. Roelofs: ‘De eerste gesprekken zijn prettig. De bibliotheekfunctie wordt belangrijk gevonden in zowel Zutphen als Lochem. We verwachten geen bezuinigingen, maar wat na volgend jaar komt, weet niemand. Je hebt in de bibliotheek maar weinig knoppen waaraan je kunt draaien. Je kunt geld besparen door nog eens goed te kijken naar de kosten, je collectie en de inzet van je medewerkers. In Groningen heb ik ervaring opgedaan met het verschuiven van medewerkers van de uitleen naar programmalijnen. Dat heeft daar veel opgeleverd.’
Roelofs en Brenninkmeijer zijn beiden fan van de combinatie van bibliotheekorganisatie en POI. ‘Je hebt veel meer slagkracht,’ weet Roelofs. ‘Die constructie maakte dat we bij Biblionet Groningen in korte tijd zoveel bereikt hebben. Ik gun iedereen dit model. Als je alleen POI bent, ben je natuurlijk de adviseur en ondersteuner in het netwerk, maar verlies je aan uitvoeringskracht bij innovaties.’
Daarnaast pleit Roelofs voor nog meer landelijke samenwerking, bijvoorbeeld op marketingvlak. ‘Soms zijn we toch nog bezig elkaar te bestrijden in plaats van te versterken. Het bibliotheekwerk is al uitdagend genoeg. Wat centraal kan, moet je centraal doen, zodat we lokaal de handen vrij hebben om alle energie te gebruiken voor onze lokale uitdagingen.’
Brenninkmeijer ervaart persoonlijk weinig strijd tussen bibliotheken. ‘Ik kom uit de knetterharde commerciële wereld, waar concurrenten en andere marktpartijen geen of weinig informatie met elkaar delen. Ik geniet van de openheid en behulpzaamheid van de bibliotheekbranche,’ vertelt ze. ‘In het transitieproces van collectie naar connectie zijn we allemaal bezig met hetzelfde. Soms zitten we elkaar onbedoeld in de weg, maar van concurrentie merk ik weinig. Wel denk ik soms: waarom slaan we de handen niet vaker ineen? Veel bibliotheken willen bijvoorbeeld een bibliotheekwebsite met meer functionaliteiten, maar komen niet gezamenlijk in actie. We kunnen meer daadkracht en echte samenwerking gebruiken.’
Reacties