Anne van den Dool
Anne van den Dool is onder andere onderzoeksredacteur bij de KB. Voor meer informatie ga naar annevandendool.nl.
Dit interview is onderdeel van de serie ‘Vooruitblikkende bibliotheken tijdens de coronacrisis’. Anne van den Dool (onderzoeksredacteur bij de KB) bevraagt hiervoor directeuren in bibliotheekland naar specifieke thema’s die spelen bij de maatregelen rondom het coronavirus. Dit interview met Norbert was net geplaatst voor de persconferentie van 6 mei. Dus lees het gesprek met dit in je achterhoofd.
Waar deze tijd voor veel bibliotheekorganisaties en hun directeuren al behoorlijk hectisch is, staat de Bibliotheek Waterland al helemaal voor een uitdaging. De organisatie, met vijf vestigingen in onder meer Volendam, Purmerend en Landsmeer, verwelkomende op 1 april 2020 een nieuwe directeur. Norbert van Halderen, die eerder werkzaam was voor de Westfriese Bibliotheken, onder meer als frontofficemanager. Hij volgt Frans Bergfeld op, die overstapte naar Probiblio.
Er is best wel wat reuring in de bibliotheek, vertelt Van Halderen van achter zijn bureau in de vestiging in Purmerend. ‘We hebben op dit moment aardig wat mensen in huis. Er wordt zelfs vergaderd. In de frontoffice zijn veel medewerkers aan de gang met de verrassingstasjes.’
Van Halderen werkt nog voor een klein deel voor de Westfriese Bibliotheken, om zijn werk daar zo goed mogelijk af te hechten. Tegelijkertijd geeft die gefaseerde overstap hem de mogelijkheid beide bibliotheekorganisaties elkaar losjes te laten ondersteunen.
Hoewel hij nog geen twee weken begon nadat alle bibliotheken in Nederland hun vestigingen moesten sluiten, twijfelde Van Halderen geen moment of hij de overstap wel moest maken. ‘Toen de crisis uitbrak, was ik al vergevorderd in de gesprekken met de Bibliotheek Waterland,’ vertelt hij. ‘Een bibliotheek kan natuurlijk niet maandenlang zonder directeur blijven zitten. Dit was nog het beste moment om in te stappen: het is wat mij betreft belangrijk voor de continuïteit dat tijdens deze crisis een en dezelfde persoon aan het roer staat, zodat consequent dezelfde beslissingen worden genomen. Ik ben ervan overtuigd dat dit nog een hele tijd gaat duren. In die tijd rijzen onder medewerkers voortdurend vragen, die ik graag zo goed mogelijk wil beantwoorden. Daar helpen de managers, die mijn komst zo goed mogelijk hebben voorbereid, me enorm bij.’
Van Halderen stroomde in zonder enige vorm van overdracht. Eind maart zat hij hier al tussen de paperassen, die hij met veel interesse doorbladert. ‘Daarnaast laat ik me heel goed informeren door het personeel,’ licht hij toe. ‘Veel mensen wilden spontaan een afspraak met me maken – het liefst fysiek, in een grote vergaderzaal. In korte tijd heb ik zo zeventig tot tachtig procent van alle circa vijftig medewerkers van onze organisatie gezien. Ik vond het mooi te zien dat zoveel collega’s bereid waren daarvoor naar de bibliotheek te komen. Een mooie bijkomstigheid van deze tijd is dat ik ook tijd had voor die gesprekken – normaal gesproken zou dat te veel van mijn agenda vergen, maar nu kon het. Dit is voor mij een extra kans om me open op te stellen.’
Daarmee kregen de medewerkers direct ook de kans hun directeur vragen te stellen over de komende tijd. ‘Bij vrijwel alle werknemers heersen zorgen over hoe de bibliotheek er uit zal zien als we weer open mogen en hoe zij hun specifieke werkzaamheden in een anderhalvemetersituatie moeten gaan uitvoeren. Ook is interesse in de vraag of we als bibliotheek de financiële consequenties gaan voelen van deze crisis, en zo ja, hoe die consequenties er dan uit zullen zien.’
Van Halderen begrijpt hun zorgen. ‘Medewerkers in de frontoffice hebben dankzij onze actie met afhaaltasjes nog wel het gevoel dat ze actief in het bibliotheekwerk zitten. Maar anderen, bijvoorbeeld werknemers die normaal gesproken programma’s maken of taalgroepen in huis halen, vragen zich af hoe ze hun werkzaamheden straks moeten uitvoeren.’
Toch stelt hij zijn collega’s gerust: ‘Ik begrijp hun zorgen, maar heb dankzij mijn positie als relatieve nieuweling ook het geluk dat ik afstand kan bewaren tot de situatie waarin we zitten. Natuurlijk voel ik bij het zien van al die gesloten vestigingen niet dezelfde treurigheid als een directeur die al vijf, tien of twintig jaar op deze plek zat, maar dankzij mijn ervaring in andere bibliotheken kan ik me er wel een voorstelling bij maken. Ik denk dat ik nu de juiste instelling heb: ik kan me neutraal opstellen én meevoelen met collega’s. Zij zitten niet alleen op het werk in een ongebruikelijke en ontregelende situatie, maar ook thuis en in de omgang met hun ouders, buren en kennissen. Tegelijkertijd probeer ik mensen mee te nemen in de volgende fasen die er op komst zijn.’
Voorafgaand aan zijn aanstelling heeft hij gelukkig nog wel even in de verschillende vestigingen kunnen kijken, en zich zo een beeld kunnen vormen van hoe de bibliotheken er in bedrijvigheid uitzien. Hij weet dus waarop hij zich kan verheugen – ook al duurt het waarschijnlijk nog een flinke tijd voordat alles weer normaal zal zijn.
Hoewel: Van Halderen zou het liefst willen dat de vestigingen van de Bibliotheek Waterland morgen weer hun activiteiten kunnen uitvoeren. ‘In deze periode hebben we veelal telefonisch contact gehad met kwetsbare doelgroepen, zoals ouderen en taalvragers,’ vertelt hij. ‘Het liefst zouden we al die mensen zo snel mogelijk weer in huis halen. Daar willen we best een paar uur lang onze uitleenfunctie voor opschorten.’
Want de ontmoetingsfunctie van de bibliotheek is belangrijk voor Van Halderen. ‘In de nabije toekomst zullen we waarschijnlijk met al ons personeel de uitlening en activiteiten moeten ondersteunen. We hebben straks ongetwijfeld veel behoefte aan mensen die een oogje in het zeil houden: bij de deur ter controle, op de vloer om ervoor te zorgen dat mensen niet te lang in de bibliotheek blijven hangen. En om vragen te beantwoorden: daar verwachten we er vooral in het begin een stuk meer van dan normaal.’
Bovendien kennen sommige vestigingen meerdere verdiepingen – in Purmerend zijn het er zelfs drie. Ook dat vraagt om extra toezicht. ‘We moeten al onze vestigingen met zorgvuldigheid bekijken,’ aldus Van Halderen. ‘Daarover zullen we goed met onze collega’s communiceren. Niet voor niets neem ik in al deze overwegingen ook de ondernemingsraad mee. We geven medewerkers een week voor openstelling alle details over onze procedures. Dat zal hoogstwaarschijnlijk niet 20 mei zijn. Ook als we bij de volgende persconferentie te horen krijgen dat we gefaseerd open mogen, houden wij onze deuren nog tot 2 juni gesloten. Die periode benutten we om ons voor te bereiden. Ik vind het veel belangrijker dat personeel en klanten zich veilig voelen. Daarom moeten we goed de tijd nemen om eerst droog te oefenen.’
Voor Van Halderen zijn de huidige situaties in supermarkten een schrikbeeld, dat hij in zijn eigen vestigingen liever wil vermijden. ‘Ik begrijp dat daar gerekend wordt met tien vierkante meter per persoon, maar ik zou zelf met meer willen rekenen,’ stelt hij. ‘In een bibliotheek is alles anders. Wij kunnen bezoekers geen karretjes meegeven om afstand te genereren. Wij hebben veel gangpaden, nissen en verborgen ontmoetingsplekjes, die we goed moeten bewaken.’
Precies daarin schuilt voor Van Halderen het paradoxale: ‘De bibliotheek is een plek van ontmoetingen, terwijl we mensen juist die eerste periode moeten ontmoedigen hier samen te komen en te lang te blijven hangen. Toch is dat de functie die we het liefst zo snel mogelijk zouden willen oppakken. De wereld heeft door de coronacrisis geleerd dat digitaal ontzettend veel mogelijk is en dat de vaardigheden die je nodig hebt om al dat digitale goed te kunnen aansturen keihard nodig zijn. Het helpen aanleren van die vaardigheden is óók een functie van de bibliotheek. Maar wat ik de komende tijd graag zou willen zien, is dat de bibliotheek binnenkort weer een plek wordt waar je kunt dromen, waar je kunt reizen in gedachten, waar je tot rust komt en waar je elkaar ontmoet.’
Van Halderen kijkt met gepaste interesse uit naar het moment dat de samenleving weer op gang zal komen. ‘De komende maanden zou ik graag met bibliotheekdirecteuren blijven bespreken welke wissel wordt getrokken op de maatschappelijke bibliotheek die we zo goed aan het ontwikkelen waren. We moeten een nieuwe vorm vinden om die nieuwe rol uit te oefenen. Hoe blijven we eenzame ouderen betrekken bij de samenleving? Nu zwaaien we nog door het raam, sturen we kaartjes. Maar straks komt de echte uitdaging: dan komt de wereld weer op gang en blijft die doelgroep, verwacht ik, terughoudend. Ook dan moeten we telefoontjes blijven plegen, ook dan moeten we boeken aan huis blijven brengen. Alleen zo krijgen we iedereen mee.’
Reacties