Anne van den Dool
Anne van den Dool is onder andere onderzoeksredacteur bij de KB. Voor meer informatie ga naar annevandendool.nl.
Dit interview is onderdeel van de serie ‘Vooruitblikkende bibliotheken tijdens de coronacrisis’. Anne van den Dool (onderzoeksredacteur bij de KB) bevraagt hiervoor directeuren in bibliotheekland naar specifieke thema’s die spelen bij de maatregelen rondom het coronavirus. Bibliotheken mogen vanaf nu eventueel vestigingen gedeeltelijk weer openstellen als dit veilig kan voor de bezoekers en medewerkers.
De eerste week was het één grote chaos, herinnert Jannie van Vugt, directeur van de Bibliotheek Oosterschelde, zich. ‘Niemand begreep toen nog goed wat de consequenties van de maatregelen rondom het virus waren. De ene dag nam je een besluit, de volgende dag kwamen alweer nieuwe inzichten boven tafel waaraan we eerder nog niet hadden gedacht.’
Toch vonden haar werknemers snel een modus, zag Van Vugt. ‘We hebben geen moment stilgezeten. Er kwam ontzettend veel creativiteit los, zonder dat ik dat als directeur hoefde aan te jagen. Het was een continu proces, waarin we zeker wisten dat de wereld er volgende dag weer anders zou uitzien. Een heel intensieve periode, waarin je de kans krijgt te pionieren, maar ook om goed te kijken naar je eigen club. Wat zijn onze speerpunten? Waarop willen we inzetten als we keuzes moeten maken?’
Bij de bibliotheek in Oosterschelde ligt de focus op taalontwikkeling en leesbevordering bij de jeugd. ‘Dat valt wat ons betreft het meeste effect te behalen,’ licht Van Vugt toe. ‘We hebben veertien leesconsulenten in dienst, die normaal gesproken wekelijks langsgaan bij scholen en kinderopvanglocaties. Dat ritme werd opeens onder onze handen weggetrokken: het mocht en kon niet meer.’
De eerste week zag Van Vugt vooral wat niet meer mogelijk was. ‘Maar in week twee waren de leesconsulenten al bezig lesprogramma’s te digitaliseren en hadden ze intensief contact met de scholen om te kijken wat ze konden betekenen. Allemaal pakten ze een andere tak van deze dienstverlening op, waardoor een compleet programma ontstond. Dat vond ik echt een teken van vakmanschap en taakvolwassenheid. Ook de scholen waren er ongelooflijk blij mee. Dat we niet fysiek bij ze konden binnenkomen, belemmerde ons niet. Sterker nog: met deze digitale vorm werden we ook veel zichtbaarder bij andere groepen, zoals ouders. Normaal gesproken zien zij veel minder van wat wij doen.’
De grootste bottleneck zat ‘m voor Van Vugt toch in de gesloten vestigingen, merkte ze. ‘We zagen onze klanten niet meer. Dat hebben we deels opgelost met belletjes en een chatfunctie, die we al heel lang in gedachten hadden. Alle ideeën die we al op de plank hadden liggen kwamen nu ineens heel snel tot stand. Zo liepen we al eerder rond met het idee om meer digitaal te vergaderen. Toen het halverwege maart plotseling nodig was, moesten we allemaal nog ons Skypeaccount activeren. Toch hadden we het allemaal in een mum van tijd op de rit.’
Bij de Bibliotheek Oosterschelde hebben ze de afgelopen jaren hard hun best gedaan frontofficemedewerkers weer in hun kracht te zetten en ook over gemeentegrenzen heen contact met elkaar te hebben. ‘Dat werpt nu zijn vruchten af,’ merkt Van Vugt. ‘Als ik nu een protocol van de VOB voor mijn neus krijg, denk ik niet: dat ga ik zelf doen. Dat leg ik bij mijn frontofficemedewerkers neer. Op die plekken zitten zulke talentvolle mensen met uiteenlopende kwaliteiten. Iedereen versterkt elkaar, ook in de houding die we stuk voor stuk in dit proces aannemen: van degene die zegt dat we morgen open moeten tot de medewerker die meer op de procedures zit.’
Van Vugt denk terug aan de begindagen van hun digitale dienstverlening voor scholen. ‘Toen we die opstartten, was de essentie dat we ondersteunend moesten zijn in de zaken waarmee het onderwijs bezig is. We wilden niet te aanbodgericht zijn, maar juist focussen op de vraag. Ook daar zijn we nu enorm mee geholpen. Iedere leesconsulent komt minimaal eens per week op een school en heeft heel goed contact met de leerkrachten. De vraag ‘wat kan ik voor jullie betekenen?’ was in deze periode daarom heel makkelijk gesteld.’
En ook het antwoord was in veel gevallen helder. ‘In de week voordat de vestigingen dicht gingen, speelde al de vraag: hoelang kunnen wij nog de school in? Hoe welkom zijn wij?’ herinnert Van Vugt zich. ‘Doordat we contact hielden, bleek dat al die docenten thuisonderwijs moeten geven en heel graag een les van de bibliotheek aangeleverd zouden willen zien. Daarin sprongen wij natuurlijk maar al te graag bij.’
Ook organiseert de Bibliotheek Oosterschelde normaal gesproken veel fysieke activiteiten voor kinderen. ‘Die hebben we waar mogelijk omgezet naar een digitaal alternatief,’ licht Van Vugt toe. ‘Onze programmeerbijeenkomsten vinden nu op het web plaats. Alle leesconsulenten hebben ook hun eigen Facebookpagina, waarop kinderen en hun ouders kunnen kijken voor leestips en voorleesfilmpjes. We denken niet vanuit belemmeringen, maar in mogelijkheden.’
Ook waren de leesconsulenten al goed toegerust op het thuiswerken: deze medewerkers zijn veel op pad, en lopen dus altijd al met hun laptop en iPad met bibliotheeklogo onder de arm. ‘We hebben studieweken waarin zij elkaar uitgebreid treffen,’ legt Van Vugt uit. ‘Ook van onze andere medewerkers wordt in normale tijden al veel flexibiliteit gevraagd. We hebben een groot werkgebied, van de kop van kop van Schouwen-Duiveland tot aan Bergen op Zoom. Hemelsbreed is dat zestig kilometer. Alle digitale sprongen die we maken zorgen mede daardoor voor een grote kwaliteitsverbetering.’
Van Vugt verheugt zich op de terugkeer naar het analoge bibliotheekwerk, maar het baart haar deels ook zorgen. ‘Opengaan voor kinderen is geen kwestie van de deuren van het slot halen, de pc’s aanzetten en toekijken. Deze doelgroep moet worden begeleid. Wij willen geen ballenbak zijn waar je je kind parkeert. We willen een bezoek inhoud geven, juist omdat kinderen zo’n belangrijke doelgroep voor ons zijn, waarmee zoveel te bereiken valt.’
Ook van medewerkers vraagt het een extra omschakeling. ‘Onze frontofficewerknemers zijn over het algemeen gespecialiseerd in één-op-één-contact, terwijl onze leesconsulenten meer op grote groepen zijn ingesteld.’
Toch vindt Van Vugt het prettig dat de eerste stappen die bibliotheken richting heropenstelling mogen zetten gericht zijn op het basisschoolkind. ‘Het past goed bij onze focus. Desalniettemin zeg ik: wij zijn er nog niet klaar voor. In het VOB-protocol zien we zaken die wij simpelweg niet overal kunnen faciliteren, bijvoorbeeld waar het gaat over aparte in- en uitgangen.’
Van Vugt herinnert zich haar aanvankelijke instelling tijdens deze crisis. ‘Eerst was ik te gehaast en moesten mijn collega’s steeds op de rem trappen. Nu staan medewerkers en vrijwilligers juist te popelen, maar ben ik voorzichtiger. Ik ben tenslotte degene die hun veiligheid moet waarborgen.’
Voor de doorgang van lopende programma’s is de heropening van de bibliotheek bijzonder prettig. ‘We hadden prachtige combinatieprogramma rondom preventie en curatie van laaggeletterdheid klaarstaan,’ vertelt Van Vugt. ‘We hadden voor drie jaar onderwijsachterstandengeld gekregen. Voor ons tikt de tijd dus door. Voordat wij onze taalvragers weer terugzien, zijn we zomaar een halfjaar verder. In een tijdsspanne van een paar jaar is dat een behoorlijk verlies. We zaten in zo’n flow, met een groeiend Taalhuisnetwerk en geïntensiveerd jeugdbeleid. Hopelijk lukt het ons dat herstellen en krijgen we daar vanuit de subsidie ook de tijd voor. Ik zie dat gemeentes in zwaar weer zitten en keuzes moeten maken. Bij mij heersen dus twee vragen: kunnen wij als bibliotheek ons succes weer oppakken en mogen we onze financiering behouden?’
Als directeur vindt ze dit een heftige tijd, geeft Van Vugt toe. ‘Ik draag de zorg voor mijn medewerkers, mijn klanten en ons product. Ik word daarbij voor lastige vragen gesteld, die me soms dwingen te kiezen tussen twee kwaden. Dat is pure hersengymnastiek. Helaas kunnen we alleen met stevige keuzes verder en niet alleen met poldermethodes.’
Reacties