Anne van den Dool
Anne van den Dool is onder andere onderzoeksredacteur bij de KB. Voor meer informatie ga naar annevandendool.nl.
Dit interview is onderdeel van de serie ‘Vooruitblikkende bibliotheken tijdens de coronacrisis’. Anne van den Dool (onderzoeksredacteur bij de KB) bevraagt hiervoor directeuren in bibliotheekland naar specifieke thema’s die spelen bij de maatregelen rondom het coronavirus en het vooruitzicht op eventuele heropening.
De coronacrisis werkt vooral als een katalysator, merkt Ankie Kesseler, directeur van de Bibliotheek AanZet, meteen op. ‘We blijven niet langer hangen in mitsen en maren, maar gaan direct aan de slag. Als we na afloop in de achteruitkijkspiegel kijken, zullen we ongetwijfeld zien dat sommige zaken anders hadden gekund. Maar op dit moment zijn we vooral heel trots op alles wat we klaarspelen.’
Het gaat goed met AanZet, vertelt ze. En dat komt mede omdat ze deze hectiek dankzij de veelheid aan gemeenten waarmee de bibliotheekorganisatie samenwerkt stiekem wel een beetje gewend zijn. ‘Als je zo’n brede instelling bent als wij, is er altijd wel ergens een brandje of een issue,’ licht Kesseler toe. ‘Al in het begin, nog voordat we te horen kregen dat evenementen boven de honderd man verboden werden, voelden we aankomen dat het de verkeerde kant op ging. We merkten het vooral aan de vrijwilligers, die aarzelden om naar hun werk te komen, omdat die zich niet honderd procent veilig voelden.’
De afgelasting van alle activiteiten die vervolgens moest plaatsvinden, vonden ze jammer, maar noodzakelijk, vertelt Kesseler. ‘We wilden vooral heel graag open blijven. Ik dacht daarbij ook steeds aan David Lankes, de Amerikaanse bibliotheekgoeroe wiens boeken ik graag lees. Hij laat in zijn stukken en lezingen vaak zien hoe bibliotheken juist in tijden van crisis hun ultieme waarde laten zien. We zagen hoe de bibliotheek in Rotterdam, onze buur, besloot de deuren te sluiten. We vroegen ons af of wij hetzelfde moesten doen, maar begrepen het verschil: dat is een stadsbibliotheek, onze vestigingen zijn gelegen in kleinere gemeenten.’
En toen kwam op zondagavond toch het bericht: de deuren moesten dicht. ‘Gelukkig ontdekten we al snel dat we wel een afhaalbieb mochten zijn; wat met eten mag, mag met boeken tenslotte ook. Inmiddels bestaat die dienst op twaalf van onze vestigingen. De boeken hoeven nu niet terug, benadrukken we tegenover onze klanten, dat mag ook als we weer open gaan. Toch zien we, nu het langer duurt, dat klanten hun boeken komen brengen. En nieuwe komen halen, natuurlijk.’
Ook de ontwikkeling van de virtuele vestiging, die al in volle gang was, raakte door de coronamaatregelen in een stroomversnelling. ‘Daar kunnen we de producten van de KB en andere organisaties nu heel goed laten zien,’ vertelt Kesseler. ‘En ook ons eigen aanbod, waaronder onze digitale Taalcafés. Daarin moeten we soms wel een denkomslag maken: vestigingen geven bijvoorbeeld aan een eigen Taalcafé te willen, terwijl het mooie van digitaal juist is dat zo’n dienst beschikbaar wordt voor de hele organisatie.’
Kesseler is blij dat de gedeeltelijke heropening van de scholen ervoor zorgt dat ook het deel van de collectie dat via de aanpak van de Bibliotheek op school bij zo’n tachtig primaire onderwijsinstellingen is overgebracht weer kan worden benut. ‘Onze handen jeuken om ook voor jeugd meer te doen. Onze leesconsulenten onderhouden nauw contact met scholen, maar die zijn nu nog even niet klaar voor ons. Juffen en meesters hebben nu even andere prioriteiten. Wel maken ze veel gebruik van onze digitale diensten.’
Ook het contact met de twaalf gemeenten in het werkgebied van AanZet staat hoog op de agenda. ‘In vier van die gemeenten stonden grootschalige verbouwingen of verplaatsingen van onze vestigingen op het programma,’ vertelt Kesseler. ‘Die projecten gaan vooralsnog allemaal gewoon door. Van veel gemeenten hebben we een brief gekregen met de boodschap dat met coulance wordt omgegaan met de eerder gemaakte subsidieafspraken. Hier en daar hebben we zaken wat formeler op schrift gezet, zodat we zeker weten dat alles goed gedocumenteerd is.’
Per gemeente heeft de bibliotheek bovendien contact gelegd met de wethouder. Kesseler: ‘Iedere gemeente kampt weer met andere problemen. Zo heeft Zwijndrecht te maken met fikse bezuinigingen. Juist daardoor hebben we de kans gekregen uit te leggen welke functies we allemaal vervullen, om zo te bewijzen hoe belangrijk wij als bibliotheek zijn.’
En toch is Kesseler soms wat bang voor de toekomst. ‘Ik hoop dat we ook dan samen sterk blijven staan, als organisatie, als netwerk en als samenleving. Waar we normaal gesproken soms wat op zoek zijn naar ons ondernemerschap, ontstaan nu aan de lopende band nieuwe ideeën. Daarbij vind ik het ook erg mooi om te zien hoe nauw bibliotheken met elkaar samenwerken en hoeveel ideeën ze delen. Mijn droom is dat we die vrijgevigheid ook na deze crisis blijven vasthouden.’
Veel van haar collega’s zijn over de eerste angst heen, merkt ze. ‘Waar we aanvankelijk allemaal erg huiverig waren, begint de dagelijkse routine langzaam maar zeker weer terug te keren. Medewerkers vinden het ook prettig naar kantoor te kunnen komen. En ook anderen blijven we zien – soms zelfs op een intiemere manier dan voorheen. Door al die inkijkjes in andermans huiskamers en gezinnen leren we elkaar nog beter kennen.’
Niet alleen in elke vestiging is de situatie anders; dat geldt ook voor iedere gemeente, merkt Kesseler. ‘Hoewel iedere gemeente uiteindelijk dezelfde stappen zet, is de ene beduidend vlugger dan de andere. Sommige gemeenten zoeken meer het persoonlijke contact op, terwijl andere zich meer afzijdig houden. Ze hebben natuurlijk ontzettend veel op hun bord, dus je wilt je ook niet opdringen.’
Wel ontvangt de bibliotheek van iedere gemeente complimenten. ‘Onze inzet wordt enorm gewaardeerd. We gedragen ons naar verwachting. Ook is er begrip voor het feit dat iedere vestiging anders in elkaar zit, en dat niet overal dezelfde diensten kunnen worden geboden.’
Heeft Kesseler een tip voor hoe bibliotheken de band met hun gemeente ook in deze tijden op peil kunnen houden? ‘Heel simpel: als je al je oudere leden kunt bellen, kun je ook fracties, wethouders en ambtenaren bellen. Door in gesprek te gaan en te blijven, krijg je ook suggesties mee. Je krijgt de kans uit te leggen wat je als bibliotheek allemaal doet en waarom. Dit is het moment om je relevantie aan te tonen – voor nu en in de toekomst.’
En die relevantie is groot, merkt ook Kesseler nu. ‘Deze crisis maakt de kloof tussen de haves en de havenots nog groter. We kregen een briefje in de bus, met in gebroken Nederlands het smekende verzoek of we alsjeblieft weer open konden. De mensen voor wie we zo belangrijk zijn, zijn niet altijd makkelijk op te sporen. Voor hen zijn we juist als verblijfsplek ook enorm belangrijk. De bibliotheek is er om die kloof te dichten. Ik hoop dat we dat snel weer op volle toeren mogen doen.’
Reacties