Ga door naar hoofdcontent
InformatieWet bedrag ineens, RVU en verlofsparen

Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen

De Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen gaat over de regelingen voor vervroegde uittreding, verlofsparen en de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen op te nemen als bedrag ineens.

Het gaat om een regelingen waarover de werkgever en de werknemer het eens moeten worden. De wet geeft de werknemer geen recht op een vergoeding en de werkgever is ook niet verplicht in te stemmen met een verzoek van de werknemer.

RVU

Het wordt door deze wet voor werkgevers mogelijk om met oudere werknemers afspraken te maken over eerder stoppen met werken, zonder dat daar een heffing over betaald moet worden. De wet geeft de werknemer geen recht op een vergoeding en de werkgever is ook niet verplicht in te stemmen met een verzoek van de werknemer. Als er een vertrekregeling wordt afgesproken kan deze onderdeel uitmaken van een vaststellingsovereenkomst.

Van 2021 tot en met 2025 betalen werkgevers geen heffing over regelingen voor vervroegde uittreding (RVU-heffing) tot een bedrag dat netto overeenkomt met de AOW. Voorwaarde hiervoor is dat uittreding plaatsvindt in de laatste drie jaar vóór de AOW-leeftijd. Werknemers krijgen dan als het ware eerder AOW, betaald door de werkgever. Zij kunnen dit zelf aanvullen, bijvoorbeeld met spaargeld of door hun aanvullend pensioen eerder in te laten gaan. Het kabinet komt hiermee tegemoet aan de zorgen van werknemers die niet hebben kunnen anticiperen op de verhoging van de AOW-leeftijd en niet gezond kunnen blijven werken tot de AOW-leeftijd.

De vergoeding mag in totaal niet hoger zijn dan een bedrag van € 1.847,- bruto vermenigvuldigd met het op hele maanden naar boven afgeronde aantal maanden tussen de eerste uitkering in die periode en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Feitelijk moet je dus het aantal maanden vanaf uitdiensttreding tot de AOW-datum berekenen (ervan uitgaande dat de werknemer tot zijn uitdiensttreding blijft werken of vakantie opneemt) en dat vermenigvuldigen met € 1.847,-. Dat totale bedrag mag onder de vrijstelling van de RVU worden uitgekeerd. De uitkering kan ineens worden vertrekt (maar wel binnen 3 jaar voor de AOW, dus niet daarvoor of daarna), maar ook in de vorm van een maandelijkse uitkering. Indien de medewerker exact drie jaar voor de AOW uit dienst treedt, mag er dus maximaal  € 66.492,- bruto worden betaald.

Verruiming verlofsparen

Om werknemers meer mogelijkheden te bieden eerder te stoppen met werken wordt het aantal weken belastingvrij verlofsparen verdubbeld. Een werkgever kan extra verlof toezeggen door bijvoorbeeld overwerk of ploegendiensten (deels) te belonen met extra verlofopbouw. Spaart een werknemer meer dan vijftig verlofweken, dan moet de werkgever nu direct loonheffing afdragen. Het verhogen van deze grens naar honderd weken geeft werknemers meer mogelijkheden om eerder te stoppen met werken of tussentijds langere periodes niet te werken. Zo kan een werknemer zelf meer de regie voeren over zijn of haar loopbaan, bijvoorbeeld door het verlof te gebruiken voor om- en bijscholing, een sabbatical of vervroegde pensionering. Het is sinds 1 januari 2021 mogelijk om honderd weken bovenwettelijk verlof te sparen.

Bedrag ineens

Deelnemers krijgen het recht om bij pensionering maximaal tien procent van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen op te nemen als bedrag ineens. De resterende levenslange pensioenuitkering gaat na opname naar evenredigheid omlaag. Het bedrag ineens is vrij besteedbaar en biedt deelnemers de mogelijkheid om keuzes te maken die passen bij hun persoonlijke situatie. Op de pensioeningangsdatum kan een deelnemer er voor kiezen om een bedrag ineens op te nemen op de pensioeningangsdatum of in februari volgend op het jaar waarin de AOW-datum wordt bereikt.

Deze keuzemogelijkheid vormt een uitdaging in de uitvoering voor pensioenuitvoerders. De inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is op 13 januari 2021 uitgesteld tot 2023, op 20 januari 2023 uitgesteld tot 1 januari 2024 en op 6 juli 2023 uitgesteld tot 1 juli 2024. De extra tijd zal worden gebruikt om met pensioenuitvoerders te bekijken op welke manier aanpassingen gedaan kunnen worden die de uitvoerbaarheid verbeteren.

Veel informatie is ook te vinden op VNO-NCW.